Onder invloed van een aantal actuele ontwikkelingen zal het Maastricht UMC+ op termijn als fysiek gebouw een stuk kleiner zijn – maar niet als netwerkorganisatie, zo voorspelt Gabriel Zwart, lid van de RvB van dit ziekenhuis. “Verworven kennis bij je houden is niet meer van deze tijd. De toekomst is aan een open research environment.”

 

De eerste vraag die Zwart opwerpt, is hoe lang er nog fysieke ziekenhuizen zullen bestaan, nu digitalisering ook in de zorg bezig is aan een opmars. “Neem de patiënten die onze polikliniek bezoeken. Zo’n 30 procent komt voor het eerst voor diagnose en behandeling, de overige 70 procent komt voor controle. Dat betreft vaak informatieoverdracht in een gesprek, waarbij geen apparatuur noodzakelijk is. Dergelijke communicatie kan heel makkelijk via e-health-oplossingen plaatsvinden”, zegt hij. “Dat zal een enorme impact hebben op het gebruik van de polikliniek en leiden tot een aanzienlijke reductie van onze huidige 125 polikliniekkamers.”

 

In het onderzoek naar de polikliniek van de toekomst in het MUMC+ is nadrukkelijk een plaats weggelegd voor het activeren van de patiënt. “Denk aan wearables, zoals smart watches, waarmee de patiënt zelf bijvoorbeeld hartritmestoornissen kan meten en via internet aan het ziekenhuis doorgeeft. Intelligente software herkent eventuele onregelmatigheden, wij krijgen in zo’n geval een alert en kunnen ingrijpen om escalatie te voorkomen”, aldus Zwart. “De patiënt hoeft dus alleen naar het ziekenhuis te komen voor die ene keer dat er echt iets aan de hand is. Dat is patiëntgerichter en wij hebben minder vierkante meters nodig.”

 

Big data advies
Ook de maag-darm-leverartsen werken met voor en door hen ontwikkelde software ten behoeve van bijvoorbeeld patiënten met ontstekingsreacties in de darmen. Het contact verloopt via een app waarmee de patiënt bepaalde waarden kan doorgeven en artsen de ziekte kunnen volgen. Ook is er een chatroom, voor onlineoverleg. “Dergelijke informatie over gezondheid, eten en drinken en allerlei lichaamsfuncties willen we ook steeds meer preventief gaan inzetten. De patiënt registreert thuis automatisch allerlei data over eten en drinken en lichaamsfuncties, een computer verwerkt deze en geeft een big data gezondheidsadvies zonder tussenkomst van een specialist.”

 

Deze verschuiving van zorg bemoeilijkt het goed inschatten van de benodigde capaciteit van het beddenhuis van de toekomst in het MUMC+. “Want voor welk percentage gaat dit gelden? Als het om 5 procent gaat, kan ook het beddenhuis met 5 procent krimpen. Je weet zeker dat dit de komende 15 jaar een rol gaat spelen, terwijl we nu een beddenhuis voor over 20 jaar bouwen”, schetst Zwart het dilemma. Naast digitalisering spelen er meer bewegingen een rol bij de inrichting van het beddenhuis. “Patiënten willen meer privacy tijdens het ziekteproces. Tot nu toe ontbreekt echter wetenschappelijk bewijs dat eenpersoonskamers de genezing bevorderen. Patiënten hebben vaak ook steun aan elkaar”, aldus Zwart. “Het ziekenhuis stamt uit de tijd van vierpersoonskamers. Vroeger bouwde je op basis van een vergunning en kreeg je een budget, nu moet je een verbouwing verdienen met patiëntenzorg. De patiënttevredenheid over het onderkomen, dat uiteraard voldoet aan alle eisen, is dan ook een belangrijke factor bij het besluit om al dan niet te gaan verbouwen.”

 

Kennis exporteren
Een ander aspect dat invloed heeft op de omvang van het ziekenhuis, is de visie van het MUMC+ op de eigen rol. “Wij zien onszelf als netwerkorganisatie en willen onze kennis en ervaring exporteren. Naar zorgaanbieders in de regio, maar het liefst in één keer naar de patiënt, zodat die zich met behulp van mantelzorgers zo veel mogelijk zelf kan redden”, verklaart Zwart. Als voorbeeld noemt hij rugklachten die vaak te herleiden zijn tot immobiliteit in het schoudergewricht. “Als een huisarts dat weet en herkent, hoeft de patiënt niet naar de poli te komen. De patiënt zou het zelfs met een instructief filmpje ook zelf kunnen vaststellen. Dat is onze maatschappelijke bijdrage: het verspreiden van informatie en meekijken met zorgaanbieders.”

 

Nu al heeft het MUMC+ nauw contact met de eerste-, anderhalve- en tweedelijnszorg om te zorgen dat zij kennis hebben van de laatste stand van zaken, bijvoorbeeld door casussen met hen te bespreken. Dat klinkt als een kannibaalstrategie, bevestigt Zwart. “Als we erin slagen op die manier de gezondheidszorg beschikbaar te maken, kunnen we onszelf opheffen. En dat is ook wat we willen: van oude behandeltypen afkomen en op zoek gaan naar innovaties en nieuwe behandelwijzen.” Als voorbeeld wijst hij op het living lab voor herstelzorg. “Daar gaan we spelen met atmosfeer, warmte en koude en luchtstroming om eventuele gunstige effecten van klimaat te bepalen op activiteit en rust.” Die visie heeft ook consequenties, erkent hij. “We zullen minder mensen nodig hebben en ook het werk verschuift, waardoor er andere competenties nodig zijn. Dé uitdaging is medewerkers mee te nemen in het tempo van deze tijd.”

 

Open research environment
Onderzoek heeft dankzij de digitalisering tevens een ander karakter gekregen, waarbij kennis delen vooropstaat. “Verworven kennis bij je houden is niet meer van deze tijd. De toekomst is aan een open research environment, waarin Skype het contact met onderzoekers wereldwijd faciliteert. Daar wordt je onderzoek beter van en het vergroot ook je bijdrage aan het academisch debat.” Een kleiner ziekenhuis betekent op termijn een nuttige herbestemming voor de stenen zoeken. “Bijvoorbeeld in samenwerking met de universiteit of onderzoeksafdelingen van een van de ruim 60 startups hier op de campus.”

In de toekomst acht Zwart het niet ondenkbaar dat ook UMC’s een hogere specialisatiegraad zullen ontwikkelen en het MUMC+ zorgtaken aan netwerkpartners zal overdragen. “Dit biedt kansen voor een betere benutting van dure apparatuur. Maar bovenal biedt het patiënten de beste mogelijke zorg. Dat is en blijft de drijvende kracht achter al onze beslissingen.”

Nieuwbouw in een notendop
De nieuwbouw aan de Verheylaan beslaat zo’n 22.000 vierkante meter over zes verdiepingen en is via een serrehal verbonden met het hoofdgebouw. Bij het ontwerp is sterk ingezet op duurzaam en verantwoord bouwen, wat Maastricht UMC+ als eerste ziekenhuis in Nederland een BREEAM-certificaat opleverde.

De nieuwbouw huisvest onder andere de nieuwe kliniek voor Moeder & Kind, het MRI-centrum, een nieuw OK-complex met centrale CSA, de Ease Travel Clinic & Health Support en een aantal kantoorplekken voor de laboratoria.

Juni 2017 vond de officiële opening plaats. Momenteel worden nog de 15 OK’s in het oude gedeelte verbouwd tot 8 nieuwe. “De nieuwe OK’s zijn een stuk groter, vanwege het feit dat er steeds meer apparatuur aanwezig is en steeds meer multidisciplinaire ingrepen plaatsvinden. Dat betekent meer mensen op de OK en vergt meer ruimte.”

 

 

Partners in de nieuwbouw

  • RO groep (ontwikkelaar, projectmanagement)
  • Architecten aan de Maas (architect)
  • Carebuilders (hoofdaannemer)
  • Deerns, Huijgen (installatieadviseur)
  • Vepa (interieur)
  • Engie (installaties)
  • Brekelemans (constructeur)
  • CCG, Engie, RO groep (nieuwbouw OK’s

Tekst door: Wilma Schreiber

Bron: FMT Gezondheidszorg