Onderzoekers op het gebied van hartfalen gaan werken aan een digitale applicatie die op afstand zelfstandig beslissingen kan nemen, zoals het voorschrijven van medicatie en het geven van medisch advies. Het Maastricht UMC+ en een aantal internationale partners ontvangen in totaal ruim 4,5 miljoen euro aan Europese subsidie om het systeem te ontwikkelen. Aan het einde van het project (na 3,5 jaar) moet het eerste prototype operationeel zijn. Projectleider en cardioloog prof. dr. Hans-Peter  Brunner-La Rocca is er van overtuigd dat dergelijke vormen van e-health in de toekomst een antwoord kunnen bieden op de steeds verder toenemende zorgvraag- en kosten.

Deze maand wordt de huidige versie van eenvirtuele verpleegkundige, genaamd Molly, structureel geïmplementeerd in de Maastrichtse hartfalenzorg. Molly is een zogeheten zorgavatar en gericht op monitoring van patiënten die daarnaast ook in medische informatie voorziet. Er kijkt momenteel nog altijd een ‘echte’ verpleegkundige op afstand mee in de data. Uit onderzoek is inmiddels gebleken dat deze vorm van zorg effectief is: het aantal ziekenhuisbezoeken is verminderd en patiënten voelen zich op hun gemak. Maar om toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden willen onderzoekers nog een stap verder gaan en de patiënt in staat stellen om zichzelf te behandelen.

Innovatiekracht

“Als we namelijk op deze weg doorgaan kunnen we in de toekomst niet meer de kwaliteit van zorg bieden die mensen van zorgverleners verwachten”, zegt Brunner-La Rocca. “Terwijl de zorgvraag alleen maar groeit, moet de zorg goedkoper maar met behoud van kwaliteit en veiligheid. Daarnaast is de ontwikkeling van nieuwe behandelingen kostbaar. Om de zorg betaalbaar te houden en tevens de innovatiekracht te behouden is een langetermijnvisie nodig die heel anders is dan nu.” De hoogleraar cardiologie ziet daarin uitkomst voor e-health toepassingen, zoals Molly. Maar waar Molly momenteel monitort en informatie verstrekt moet een nieuwe versie veel meer kunnen en onder meer in staat zijn om behandeladvies aan patiënten te kunnen geven, diagnoses te stellen en medicatie voor te schrijven.

Zelflerend

Om het project te laten slagen moet er rekening worden gehouden met verschillende randvoorwaarden. Zo moet de virtuele medicus bijvoorbeeld zelflerend zijn en zich aan kunnen passen aan situaties. De toepassing moet ook gebruiksvriendelijk en stimulerend zijn voor iedere doelgroep, ongeacht opleidingsniveau, leeftijd of geslacht. Juridisch en ethisch zijn er ook vraagstukken die een antwoord vergen. Wie is er bijvoorbeeld verantwoordelijk indien er toch iets niet goed gaat in de zorg? Aan het einde van het project moet de virtuele medicus daarom voor 100 procent medisch verantwoorde beslissingen nemen. “In geval van twijfel zal er altijd worden doorverwezen naar een zorgverlener,” stelt Brunner-La Rocca. “Nu wordt de applicatie specifiek ontwikkeld voor hartfalenzorg, maar in theorie kan deze natuurlijk ook worden ingezet voor andere specialismen, zodat we uiteindelijk de gezondheidszorg als geheel efficiënter kunnen maken.”

Het project wordt de komende 3,5 jaar uitgevoerd door verschillende kennisinstellingen met medewerking van partijen die onder meer deskundig zijn op het gebied van serious gaming, kunstmatige intelligentie en telemonitoring.

Fotobijschrift: Molly, de virtuele verpleegkundige.

Bron: Maastricht UMC+